‘De eerste paar jaar van mijn leven woonde ik op de Westerstraat in de Jordaan. Mijn moeder had psychiatrische problemen. Mijn vader werkte zes dagen per week in het Wilhelminagasthuis als magazijnmedewerker. Die beste man had gewoon geen tijd om voor me te zorgen. Daardoor heb ik van mijn vierde tot mijn achtste in twee kindertehuizen gewoond. Eerst in kindertehuis De Triangel, daarna in kindertehuis Amstelstad.
Op mijn achtste verhuisde ik naar pleegouders. Daar heb ik tien jaar in een hel geleefd. Ik werd er lichamelijk en geestelijk mishandeld en ze verboden het contact met mijn ouders, dat zou niet goed zijn voor mijn welzijn.’
Driedelig kostuum
‘Ik wilde als kind al graag meisjeskleding dragen, maar dat mocht niet van mijn pleegouders. Daarom ging ik iedere vrijdag naar mijn buurmeisje, verkleden, elkaar opmaken en met meisjesspeelgoed spelen. Aan die weekenden heb ik hele fijne herinneringen.
Ik was daar een totaal ander kind dan bij mijn pleegouders, ik was vrolijk en uitbundig. Twee dagen per week kon ik mezelf zijn. Dan kwam ik zondags thuis en dan moest ik me weer in driedelig kostuum hijsen. Dat vertikte ik.
‘Twee dagen per week kon ik mezelf zijn’
Ik had kreeg last van depressies en een bipolaire stoornis, en werd een paar keer opgenomen in een psychiatrische jeugdkliniek. Daar gaf een jongen me heroïne. Uiteindelijk ben ik daar veertig jaar verslaafd aan geweest.’
Warm bad
‘Op mijn zeventiende liep ik weg bij mijn pleegouders. Ik trok een jurk aan, maakte me op en belde bij mijn vader aan. Zijn nieuwe vrouw deed open, ze zag me en zei: ‘Jouw soort moeten we hier niet.’
Toen belde ik aan bij mijn moeder die op de Prinsengracht woonde, op de derde etage. Daar deed mijn stiefvader open, en hij riep naar boven: ‘Het kind is eindelijk thuis!’ Ik kwam er in een warm bad terecht. Mijn moeder was een echte Amsterdamse: volks en vrolijk. Mijn stiefvader maakte constant grapjes, en dan lag zij helemaal blauw.
Ze wisten dat ik verslaafd was, en toch dachten ze: we gaan het proberen. Ik heb er tot mijn 21e gewoond, toen ging het niet tussen mijn moeder en mij, we hadden allebei psychische problemen en joegen elkaar finaal de kast op.’
Zwervend bestaan
‘Vanaf toen ben ik gaan zwerven door Europa. Ik had een uitkering geregeld op de Zaagmolenstraat bij HVO. Als ik me daar gemeld had, mijn post had doorgenomen en mijn geld had, dan trok ik weer naar het zuiden toe. Dan stond ik gewoon langs de snelweg met een bordje.
Ik ben in Sint-Nikolaas geweest, Luik, Antwerpen, Brussel, Barcelona, Madrid, Rome, noem maar op. Het zijn prachtsteden. Ik leerde Duits, Engels, een beetje Frans en Spaans. Ik werkte in de horeca, in de prostitutie, ik vond altijd wel een baantje.
In beginsel is dakloos zijn natuurlijk nooit leuk. Maar ik heb het positieve eruit weten te halen. De vrijheid die je hebt! Dat je kan gaan en staan waar je wil. De nieuwe contacten die je maakt. Wat van de wereld zien!
Al had het natuurlijk ook zijn mindere kant. Want ik was ook verslaafd. En de prostitutie is een gevaarlijk beroep, dat was vroeger al zo. Maar ook daar probeerde ik het mooie uit te halen.
Je ontmoet allerlei verschillende soorten mensen. En ze vertellen je alles: huwelijksproblemen, relatieproblemen, kinderproblemen, er wordt zoveel intiems aan je toevertrouwd. Je bent eigenlijk een soort sociaal werker.’
Geen kant op
‘Uiteindelijk heb ik twintig jaar door West-Europa gezworven. Tot HVO me op een dag naar het Slotervaartziekenhuis stuurde. Ik woog nog 32 kilo, had hartruis, mijn bloeddruk was te hoog. Ik werd verplicht opgenomen, moest afkicken en kreeg dwangvoeding tot ik weer 60 kilo woog.
Ik kwam in een omslagwoning van perMens terecht, maar het ging niet. A, door mijn verslaving en B, omdat ik gek werd tussen die vier muren. Ik was de vrijheid gewend. Dus zwierf ik hele dagen op straat om maar niet thuis te hoeven te zijn. Ik miste het straatleven, en eerlijk gezegd mis ik het nog steeds wel eens.
Doordat ik me opgesloten voelde, werd ik depressief, en werd ik weer opgenomen, daarna zetten ze me weer in een omslagwoning, en werd ik weer opgenomen. Ik was langzaamaan helemaal op aan het raken. Het was voor niemand te doen.’
‘Ik zwierf hele dagen om maar niet thuis te hoeven zijn’
‘Tot ze me hier op de Scheurleerweg plaatsten. Nu gaat het goed. Ik woon hier nu 4,5 jaar. Ik heb hier de rust én de reuring. Ik heb al die mensen om me heen juist nodig. Een aantal bewoners zijn vrienden voor het leven geworden. Ik drink al een paar maanden niet meer, ik gebruik niet meer. Ik krijg mijn medicijnen.
Ik heb een eigen kamer, en als ik die zat ben, dan ga ik naar de woonkamer, of naar buiten. Ik ben gastvrouw bij buurtkamer de Moddermolen. Het wordt volledig geaccepteerd dat ik transgender ben. Dat is heel belangrijk voor mij.
Gisteren kreeg ik weer een aanbieding voor een satellietwoning, maar dat weiger ik, dan kom ik weer moederziel alleen tussen die vier muren te zitten. Als ze mij weer in een eigen woning zetten, dan ga ik dood van eenzaamheid.’
Noot van perMens: Dit interview is afgenomen in februari 2024. Inmiddels zijn er nieuwe ontwikkelingen in het leven van Jo-Ann, daarover publiceren we binnenkort meer.
Tekst: Ilse van der Mierden
Foto: Simone Dweelaard