Ton kickt af van de drugs en start een opleiding tot ervaringsdeskundige. Inmiddels werkt hij 2,5 jaar bij perMens als ambulant begeleider voor daklozen met een verslaving. ‘Het werk is helend. Voor mijn cliënten, maar ook voor mijzelf.’
‘Mijn ouders waren vroeger vooral druk met hun alcoholverslaving. Hoe ouder ik werd, hoe meer ik inzag: hoe het bij ons thuis gaat, is niet normaal. Op mijn dertiende ben ik er weg gegaan. Eerst sliep ik stiekem bij vriendjes op zolder of op de bouwplaats, waar ik een baantje had. Later ging ik de horeca in. Dat werk ging gepaard met drank en drugs. Toen ging het echt mis.’
Tienervader
‘Op mijn zestiende snoof ik mijn eerste lijntje. Datzelfde jaar werd ik vader. Ik zie mijn dochter nog zo voor me: een heel klein poppetje was het. Ik had geen idee hoe ik voor haar moest zorgen. Als ik een potje ging poolen in de coffeeshop zette ik haar op een kruk aan de bar. Ze heeft altijd bij haar moeder of oma gewoond.’
‘Zelf trok ik soms in bij een vriendinnetje, maar als dat uitging stond ik weer op straat. Ik wist altijd wel dat ik hulp nodig had en heb het ook gevraagd, maar volgens de maatschappij was ik zelfredzaam genoeg. Dat zie ik nu ook in mijn werk. Cliënten moeten zowat twee diagnoses hebben om voor hulp in aanmerking te komen. Terwijl je als dakloze helemaal geen ruimte hebt om iets aan je situatie te veranderen.’
Alles opgegeven
‘Ook ik was alleen maar bezig met overleven. Mijn wereld werd steeds kleiner. Als je voor de zoveelste keer om 23.00 uur bij iemand aanbelt voor een slaapplek, blijven de gordijnen dicht. Steeds langere periodes sliep ik op straat. De pijn en eenzaamheid verdoofde ik met drugs, uiteindelijk zelfs met heroïne. Dat ik die grens ben overgegaan, nam ik mezelf lang kwalijk. Nu zie ik in dat het een teken was van hoe erg ik het had opgegeven.’
‘Ik was een jaar of veertig toen ik hoorde dat mijn dochter zwanger was. Het deed iets met me: wat voor opa krijgt dit kind? Opnieuw zocht ik hulp. Dit keer werd ik wél toegelaten in een opvanglocatie, waar ik een eigen studio kreeg. Opeens hoefde ik geen plek meer te zoeken om de dag of nacht door te komen. Aan alles voelde ik: dit is de lijn die ik over moest om weer te kunnen leven.’
Ervaringsdeskundige
’In de opvang kickte ik af en werd ik actief in de bewonerscommissie. Al snel had ik ideeën over wat er beter moest. Daardoor sprong ik eruit bij de locatiemanager. “Is een opleiding tot ervaringsdeskundige niet iets voor jou?” vroeg ze. Dat was het begin van een nieuwe verslaving, want nuchter zijn en studeren geeft ook een kick.’
‘Als ervaringsdeskundige werd ik ingehuurd door verschillende hulpinstanties. Vanuit die functie help je het vertrouwen winnen van cliënten en stigmatisering tegen te gaan. Wat ik altijd belangrijk vond, was dat cliënten voor honderd procent werden aangezien. Ik weet nog dat een psychiater een keer zei: “Het is een junk, hij gaat toch naar de kloten.” Daar werd ik boos om. Zo iemand is kwetsbaar en heeft juíst hulp nodig.’
Thuis bij perMens
‘Op een gegeven moment werd ik ingezet bij perMens. Ik wist meteen: deze organisatie past bij mij. Ik werd niet gezien als een externe ervaringsdeskundige, maar draaide gewoon volledig mee met het team. perMens handelt snel en als het moet, durven we buiten de lijntjes te kleuren. Dat is soms echt nodig bij deze doelgroep. Toen ik werd gevraagd te solliciteren voor ambulant begeleider, heb ik dat meteen gedaan.’
‘Mijn grootste drijfveren zijn nog steeds mijn kleinkinderen en dochter: het idee dat zij trots op mij kunnen zijn. Daarnaast is het werk helend. Voor mijn cliënten, maar ook voor mijzelf. Het geeft me besef waarom het leven zo gelopen is. Ik vond mezelf vroeger heel wat, maar zie nu: ik was een verwaarloosd joch dat het alleen moest uitzoeken.’
Een eigen plek
‘Dit werk doe ik ook uit idealisme. Ik vind dat iedereen een eigen plek verdient. Ik kijk dan ook met zorg naar het groeiende aantal daklozen in de stad. Die kunnen we lang niet allemaal helpen. Van degene die wél bij ons terechtkomen, hoor ik soms dat ze mij als voorbeeld zien: het leven eindigt niet als je in de goot ligt. Er is een weg terug.’