‘Het was een herfstdag. Een koude, met harde wind. Ik was met mijn scooter onderweg naar kantoor toen ik een jongen keihard zag rennen. Op slippers en met een dunne broek: veel te weinig voor zo’n dag. Vlak voor zijn neus vertrok de tram. Ik noem het medemenselijkheid, maar misschien was het mijn ervaring als hulpverlener. Hoe dan ook, ik reed naar hem toe. “Hé man! Balen zeg. Waar moet je heen? Stap maar achterop.” Ik zette de jongen af op het station en schudde hem de hand.’
Een bezorgde vader
‘Weken later kwam ik een man tegen bij de slager in mijn wijk. We raakten aan de praat. Toen ik vertelde dat ik jeugdwerker was, nam hij mij in vertrouwen. Hij lag in de clinch met zijn zoon. De jongen was onhandelbaar en sliep al maanden in de kelderbox. Zijn gedrag had een grote impact op zijn ouders en zijn jongere broertje en zusje. “We trekken het niet meer”, zei de vader. Kon ik de jongen niet eens bellen?’
‘Geloof het of niet’
‘Als straathoekwerker weet je dat zo’n jongen opbellen niet gaat werken. Een laagdrempelige ontmoeting in de leefwereld van de jongere heeft veel meer effect. “Waar hangt hij rond?” vroeg ik aan de vader. Dat wist hij wel: de viswinkel aan het Lambertus Zijlplein. Dat kwam goed uit, die plek kon ik meepakken tijdens mijn ronde door de wijk. Toen de vader een foto van zijn zoon liet zien, was ik met stomheid geslagen. Geloof het of niet: het was de jongen op de slippers.’
Iedereen een boks
‘Het duurde een paar dagen, maar daar stond hij: met een groep voor de viswinkel. Het was inmiddels een week of vier geleden dat ik hem een lift had gegeven. Dat gaf me een perfecte opening, want op zo’n groep afstappen is echt niet altijd makkelijk. Ik deed wat ik altijd doe. Eerst de hele groep gedag zeggen. Iedereen een hand of een boks. En toen, lekker hard, zodat ze allemaal konden horen dat er geen reden was voor achterdocht: je bent me toch niet vergeten? Ik had je laatst die slinger gegeven!’
Een telefoontje
‘Zo was het contact gelegd. Ik vertelde hem dat ik jongeren met problemen een handje kan helpen en gaf hem mijn kaartje. Zijn nummer heb ik niet gevraagd. Expres, want daarmee toets ik of de jongere zélf geholpen wil worden. Als hij niet zou bellen, wist ik toch wel waar ik hem kon vinden. Maar het was niet nodig om nog een keer naar hem op zoek te gaan. Want een paar dagen later belde hij op.’
Grote stappen gezet
‘We spraken af en hij vertelde over zijn situatie. Een uitstaande taakstraf, middelengebruik. Daarna ga je als straathoekwerker alle betrokken instanties af. De jongen verscheen niet op school, ging niet naar de behandeling voor zijn psychische stoornis en kwam de afspraken met de reclassering niet na. Dan is het een kwestie van vertrouwen winnen en kijken: hoe krijgen we de boel weer op de rit? Samen spraken we af met school en met de reclassering en kregen we zijn behandeltraject weer op gang.’
Verdwenen
‘Maar opeens was de jongen onzichtbaar geworden. Op geen enkele manier kreeg ik contact. Daar kun je best onzeker van worden. Gelukkig heb je als straathoekwerker je netwerk. Ik trok aan de bel tijdens het regionaal overleg met de politie en Jeugd en Veiligheid van de gemeente: deze jongen is een zorgmijder, een schoolverlater en dakloos. Er moet hulp en onderdak voor hem komen.’
Op straat
‘Maanden gingen voorbij. Tot zijn vader belde, in totale paniek. De woningcorporatie kondigde aan het gezin uit huis te zetten, door de overlast van de zoon rondom de kelderbox. Als straathoekwerker moet je dan de juiste balans vinden. Je wilt je professioneel opstellen naar andere organisaties, maar hen ook aanspreken op hun verantwoordelijkheid. Ik had deze situatie al maanden geleden onder de aandacht gebracht van politie en de gemeente, maar er was niets gebeurd en nu werd het gezin de dupe.’
Breekpunt
‘De uitzetting was niet alleen het moment waarop de betrokken organisaties in actie kwamen. Ook voor de jongen was daarmee het breekpunt bereikt. Hij barstte in huilen uit toen hij hoorde dat zijn ouders, broertje en zusje hun appartement moesten verlaten. Na veel overleg kwam er een deal: zijn familie mocht blijven, op voorwaarde dat de jongen een straatverbod kreeg. Hij werd overgeplaatst naar een begeleidwonentraject waar hij kon afkicken.’
Zelfgemaakte koekjes
‘Weken later. Weer een telefoontje van de vader. Of hij naar kantoor kon komen. Even later kwam hij binnen, samen met zijn vrouw en een enorme schaal zelfgemaakte koekjes. Dat zijn waardevolle momenten. De jongen zag ik daarna nog weleens in de wijk. Hij zag er goed uit. Hij had afgesproken met zijn ouders, zei hij. Blijkbaar was er weer goed contact. Mooi toch, wat zo’n lift, een klein gebaar van vriendelijkheid, in gang kan zetten?’