Hij ontving deze gemeentelijke onderscheiding uit handen van locoburgemeester Rutger Groot Wassink.
Voordat Mohamed Bakayan, kortweg ‘Mo’, teamleider van Veldwerk Amsterdam werd en kwetsbare inwoners en buitenslapers hielp, kende hij al iedere stoeptegel van de Amsterdamse binnenstad. Zeventien jaar lang liep hij er als verslaafde dealer en hosselaar zijn zolen stuk, afgewisseld met periodes in detentie.
Mo wordt in 1967 geboren in een dorpje in het Rifgebergte en verhuist op zijn vierde met zijn ouders via Parijs naar Amsterdam, waar zijn vader veertig jaar lang twee banen heeft om zijn gezin te onderhouden.
Mo: ‘Mijn ouders kwamen uit een onderontwikkeld gebied in Marokko. Bang voor vervreemding en vasthoudend aan hun cultuur en religie, werd ik als oudste kind beperkt in mijn vrijheid. Ik mocht niet op voetbal, niet mee op schoolreisjes en moest in het weekend verplicht naar de Koranschool. Dat haatte ik. Ik werd opstandig en groeide op in constante staat van oorlog, met mijn vader, met school, met iedereen om me heen. Ik was overal het probleemgeval.’
List
Op zijn vijftiende loopt hij weg van huis. ‘Ik trok met oudere jongens op, ging inbraken plegen en kwam in een jeugdgevangenis. Toen de kinderrechter mij naar een internaat wilde sturen, lokte mijn vader mij met een list naar Marokko. Hij zei dat mijn oma ziek was, waarna ik direct op het vliegtuig stapte.’ Maar zijn vader vliegt erachteraan, pakt Mo’s paspoort af en laat hem twee jaar achter, in de hoop dat hij een vak leert.
Maar ook daar lonkt het snelle geld. In het dorpje wordt hennep verbouwd, een neef van Mo verhandelt de boel in de havenstad Nador. Mo sluit zich aan. ‘We kochten twee ezels, laadden die vol met hennep, en liepen in drie nachten naar Nador. Daar verkochten we de hennep en de twee ezels, gingen shoppen en pakten de bus naar huis. Mijn vader ontdekte dat, kwam meteen weer naar Marokko en nam me mee naar huis.’
Doodsbang
Inmiddels is Mo 18 jaar, gaat weer naar school, maar toch gaat het bergafwaarts. Van het roken van cannabis stapte hij over op de cocaïne en heroïne. ‘Voordat ik het wist was ik ernstig verslaafd. Vanaf dat moment heb ik 17 jaar van mijn leven – op detenties na – doorgebracht op één vierkante kilometer: de harddrugsscene van de Amsterdamse binnenstad.’
In 2003 krijgt Mo een SOV-maatregel: strafrechtelijke opvang voor verslaafden. Dat betekent in de praktijk twee jaar vrijheidsbeneming en individuele zorg, een laatste kans voor stelselmatige daders. Dat wordt zijn redding. Zijn broertjes en zus komen regelmatig op bezoek. ‘Ze waren blij als ik vastzat, dan wisten ze waar ik was. Ze hebben me nooit in de steek gelaten.’
Hij kickt af en mag in het tweede jaar onder begeleiding met verlof. Maar dat weigert hij. ‘Vrijdag was de reguliere verlofdag. Dat was een onmogelijke dag voor mij, dat was kassadag, met aanwas van nieuwe toeristen die ik kon bestelen. Op vrijdag trok de straat het hardst aan me. Ik was doodsbang om naar buiten te gaan.’
Uiteindelijk gaat Mo met een agogisch begeleider, de vrouw waar hij later in zijn leven een relatie en twee kinderen mee zal krijgen, op een maandag op proefverlof naar de binnenstad. ‘De eerste keer moest ik bijna overgeven, mijn lichaam reageerde heel heftig op de herinneringen van de straat.’
JOS Watergraafsmeer
Het advies om zich aan te sluiten bij de Anonieme Narcotica of andere lotgenotengroep slaat hij in de wind. Hij kiest voor iets dat hij van kinds af aan al wilde: voetballen. Nu mag het. Mo, inmiddels eind dertig, wordt lid van JOS Watergraafsmeer en mag zich vanuit de SOV-maatregel aansluiten bij een studententeam. Tot op de dag van vandaag speelt hij daar competitie.
Vanuit detentie werkt hij voor de stichting de Herstelling, haalt zijn Europees computerrijbewijs en begeleidt zeer moeilijk lerende kinderen met computervaardigheden. Hij krijgt een eigen woning en wordt aangenomen bij Streetcornerwork (later opgegaan in de fusieorganisatie perMens) als medewerker dagbesteding. Hij begint met papierprikken met verslaafden.
Ondertussen is het 2007 en wordt in de Amsterdamse binnenstad de overlast van zorgmijdende mensen met OGGZ-problematiek* steeds groter. ‘De outreachende teams kregen geen grip op de grote groep verslaafden die daar 24/7 in wisselende samenstelling aanwezig waren. Bewoners waren de overlast zat. In de Barndesteeg werd burgemeester Cohen met tomaten en eieren bekogeld toen hij met bewoners in gesprek wilde.’
Spannend
De politie maakt twee agenten vrij om samen met de GGD de overlast aan te pakken, minder vanuit repressie, meer vanuit zorgperspectief. Er wordt een nieuw team opgezet onder de vleugels van Streetcornerwork. Dat wordt Veldwerk Amsterdam, onder leiding van Piet de Groot, expert in veldwerk. Piet kent Mo van de dagbesteding en vraagt hem een zaterdagnacht mee te draaien. ‘Zondagochtend vroeg hij of ik bij hem wilde werken.’
Vanaf die dag brengt Mo zijn dagen weer door op die ene vierkante kilometer waar hij zeventien jaar had rondgescharreld en iedere klinker kende. Alleen nu niet als gebruiker, maar als straathoekwerker. ‘Dat was spannend. De mensen op straat kenden mij, en ik hen. Ik kreeg natuurlijk commentaar, ik zat ineens aan de ander kant. Maar er waren er ook veel bij die dachten: als hij gestopt is moet het mij ook lukken.’
In 2016 wordt Mo teamleider van Veldwerk Amsterdam. Inmiddels geeft hij leiding aan 11 straathoekwerkers, ook wel veldwerkers genoemd. Als meewerkend voorman gaat hij met regelmaat om 5 uur ’s ochtends met zijn team de straat op om mensen met OGGZ-problematiek aan te spreken en naar zorg te begeleiden.
Met succes: per jaar helpt Veldwerk Amsterdam rond de 2000 unieke personen en voert het team 2750 toeleidingen naar zorg- en hulpinstanties. Ook repatriëren ze meer dan 150 personen per jaar naar hun thuisregio of -land.
Eromheen werken
Waarom dit team zo succesvol is? ‘We zijn doortastend, creatief en we houden van uitdagingen. Juist als iedereen zijn tanden erop stukgebeten heeft, begint voor mij de uitdaging.’
Een voorbeeld van dat creatief werken is het ‘om mensen heen werken’. Bijvoorbeeld bij John, een man uit het oosten van het land die hier al zes jaar rondzwerft. ‘Geen overlastgever, niet agressief, hij bedelt niet. Slaapt redelijk verscholen. Haalt zijn voedsel uit vuilnisbakken. Alle diensten op straat kennen hem, maar hij weigert stelselmatig mee te werken aan zorg.’
Eromheenwerken betekent dat Mo, zonder dat John het weet, briefadres, ziektekostenverzekering, een bewindvoerder en een ID-kaart regelt. Een een uitkering, al wil John dat absoluut niet, hij is wars van afhankelijkheid. ‘Ik heb gezorgd dat de bewindvoerder geld overmaakt aan het inloophuis van de Regenbooggroep waar hij soms komt. De medewerker daar stopt hem dan geld in zijn hand. Dan voelt het niet als een uitkering. En ik zorg dat iemand van de GGZ vinger aan de pols houdt.’
Zo nam Mo ook een bekende zorgmijder met zware verslaving mee naar de GGD-arts om verdere verloedering tegen te gaan. Methadon weigert deze man. Mo: ‘Ik zei tegen de arts, geef hem methadon, maar noem het drugs. En tegen de man zei ik: en als de dokter je nou drugs geeft, neem je dat dan wel? Dus hij komt bij de arts, die zegt: ik ga je drugs voorschrijven. Hij helemaal happy. En nu zit ‘ie aan de methadon.’
Per mens
Zo zoekt het team iedere keer naar een ingang. ‘We bekijken per mens: wie is het? Wat is er aan de hand? Heeft hij perspectief hier? Wat zou diegene kunnen motiveren, stimuleren of verleiden om met ons een traject op te starten? Aan de hand daarvan gaan we handelen. Het is maatwerk, voor ieder mens, uiteraard. Eén methode voor iedereen, dat werkt niet.’
De doelgroep buitenslapers is divers en flink in omgang toegenomen, met name door mensen uit midden en oost-Europa. ‘Amsterdam staat onder dak- en thuislozen ook bekend om zijn goede voorzieningen, en er valt geld te verdienen aan de toeristen. Er zijn mensen die hier hun geluk komen beproeven, maar er zijn er ook veel die door malafide uitzendbureaus ergens in het land te werk zijn gesteld, en op het moment dat ze niet meer rendabel zijn, op straat zijn gegooid. Deze mensen hebben 0,0 bescherming.’
Mensen die hier geen perspectief hebben, leiden de straathoekwerkers terug naar eigen regio. ‘We nemen contact op met organisaties uit de eigen regio en regelen daar hulp. We repatriëren ook mensen naar hun land van herkomst. We regelen een ticket en begeleiden ze naar Schiphol.’
Onder de buitenslapers zijn ook veel mensen met een dubbele diagnose, die zowel middelen gebruiken als een psychiatrische ziekte of een verstandelijke beperking hebben. Zij hebben het moeilijk. ‘We leven in een tijd van schaarste. De opvang is overspannen en dichtgeslibd. En zonder opvang komt behandeling niet van de grond.’
Verwantschap
‘Vanuit verwantschap krijg ik mensen mee. Ik gebruik mijn eigen ervaringen. Bijvoorbeeld bij de veelplegersaanpak. Verslaafde veelplegers* zijn opportunisten, net als ieder ander mens. Ze komen in beweging als ze wat te verliezen hebben, of als er wat te halen valt.’
‘Wij kunnen veel regelen, vaak snel en buiten de gebaande paden om: een uitkering, opvang, een woontraject, boetes bevriezen. Maar dat doen we op voorwaarde dat die ander meewerkt, een behandeling ondergaat, meedoet aan een dagbesteding, zodat hij minder bezig is met zijn verslaving en de overlast die daarmee gepaard gaat.’
Telkens weer zoveel tijd en energie aan iemand besteden die stelselmatig hulp weigert, waarom zou je dat doen? ‘Help je deze mensen niet, dan blijven ze overlast geven en hou je de teloorgang in stand. Ze houden de hulpverlening, crisisdiensten, handhavende diensten en justitie dag en nacht bezig. Dan zijn ze per saldo veel duurder. Iemand in detentie kost zo 600 euro per dag, in een psychiatrische inrichting 1000 tot 2000 euro per dag. Dus tel uit je winst.’
‘Maar het is natuurlijk bovenal een kwestie van medemenselijkheid. Achter ieder mens zit een verhaal. Mensen zijn beschadigd, of door andere omstandigheden op straat terecht gekomen. Het kan iedereen overkomen. Dus ik vind ook dat iedereen de kans moet krijgen om geholpen te worden.’
‘Het geeft een kick als we de echte zorgmijders, of de meest overlastgevende mensen van de straat helpen.
Dat wij die mensen in een kansrijke positie brengen om een menswaardig bestaan te leiden en geen overlast meer te bezorgen. En dat die persoon daar zelf ook heel blij mee is.’
Liefde
Mo’s moeder is in 2011 overleden, zijn vader is gepensioneerd. Die zag door Mo’s geschiedenis in dat hij het bij zijn broertjes en zusje beter anders aan kon pakken en voedde hen een stuk vrijer op. ‘Ik heb alle klappen opgevangen en de weg vrijgemaakt. Mijn broertjes en zusje hebben een andere opvoeding gekregen, meer aandacht, meer gesprekken en geen pak slaag. Gelukkig maar. Zij zijn allemaal goed terecht gekomen.’
Met zijn eigen zoon (13) en dochter (15) praat hij veel. ‘Ik geef ze alle informatie die ze nodig hebben. En dan maar hopen dat ze weerbaar worden en de juiste beslissingen nemen.’ De relatie met hun moeder liep stuk, omdat hij dag en nacht met het veldwerk bezig was. Ze wonen nu boven elkaar en voeden hun kinderen samen op. ‘We hebben een hele goede verstandhouding.’
Sinds vijf jaar heeft Mo een nieuwe liefde. ‘Ze woont in een andere stad, ik zie haar in het weekend. Dus ik heb nooit relatieproblemen! Ik heb haar al bij de eerste ontmoeting gezegd, ik heb twee problemen: ik ben een beetje sociaal gehandicapt en een workaholic.’
Voor de toekomst heeft hij maar één wens. ‘Dat mijn kinderen goed terecht komen. Voor mezelf wil ik niks meer. Ik heb leuk werk, prachtige kinderen, een lieve vrouw. Ik ben een gelukkig mens.’
Tekst: Ilse van der Mierden
Fotografie: Sandra Hoogeboom / Koen Bosschert
* Een veelpleger is iemand die herhaaldelijk strafbare feiten pleegt. Dit zijn vaak personen die meerdere keren met justitie in aanraking komen vanwege crimineel gedrag, zoals diefstal, inbraken of geweldsdelicten.
*Iemand met OGGZ-problematiek (Openbare Geestelijke Gezondheidszorg) heeft vaak complexe, meervoudige problemen op het gebied van psychiatrie, licht verstandelijke beperking, verslaving en/of psychosociale problemen. OGGZ richt zich op mensen die moeilijk zelf hulp zoeken en vaak buiten het reguliere zorgsysteem vallen. Het gaat vaak om kwetsbare personen.
Parool: Onvermoeibare Mohamed Bakayan onderscheiden voor zijn werk met daklozen in Amsterdam | Het Parool