Uit de meest recente Ethos-telling bleek dat bijna 14.000 mensen in Amsterdam-Amstelland dak- of thuisloos zijn. Veertienduizend. Laat dat getal eens tot je doordringen. Waaronder 1.718 kinderen. Dat zijn 68 schoolklassen!
Veel van onze bewoners, cliënten en een aantal medewerkers zijn in hun leven een of meerdere periodes in hun leven dakloos geweest. Ieder van hen heeft zijn eigen verhaal.
Het is een parallelle wereld, midden in onze stad, waar veel van ons zich niets bij kunnen voorstellen. Geen hen wordt graag herinnerd aan die eenzame periodes, en toch wilden sommigen er in interviews iets over delen
Een bloemlezing uit die gesprekken:
Sylvia (49) sliep maanden in een garagebox (en was daar zelfs blij mee).
‘Ik wist aan een slaapbankje, een chemisch toilet en een kacheltje te komen. Een oud matras dat ik op straat vond, sneed ik in stukken en gebruikte ik om te isoleren. In de garagebox kon het koud zijn of juist heel heet. ’s Avonds deed ik de deur maar een klein stukje open en de lichten uit, want niemand mocht weten dat ik daar woonde, dat is namelijk verboden.’
Rachel (32) kwam op haar 18e zwanger op straat te staan, omdat haar moeder de zwangerschap afkeurde.
‘Ineens stond ik er alleen voor, met mijn dochtertje.’ Ze sliep bij vrienden en kennissen, steeds weer ergens anders. ‘Het gevoel dat je geen vaste plek hebt, continu op eieren moet lopen, omdat je bang bent weggestuurd te worden, dat is vreselijk.’ Rachel werkt nu als straathoekwerker voor jonge meiden in Zuidoost.
Ton (65), inmiddels alweer jaren ambulant begeleider bij perMens:
‘Mijn wereld werd steeds kleiner. Als je voor de zoveelste keer om 23:00 uur bij iemand aanbelt voor een slaapplek, blijven op een dag de gordijnen dicht.’
Hassan (36): ‘Nog steeds kan ik moeilijk op een rijtje zetten wat er in die periode allemaal gebeurd is. Soms sliep ik bij bekenden of stiekem in een tuinhuisje. Het leven op straat doet iets met je. Het maakt je argwanend: er waren nog maar weinig mensen die ik vertrouwde.’
René (63): ‘Ik herinner me vooral regen. Ik was de hele dag door nat. Ik ben niet iemand die een tentje in het bos opzet, ik bleef gewoon doorlopen. ’s Ochtends een bak koffie halen bij de inloop, hopen dat je op een stoel een beetje in slaap valt. En dan weer lopen, lopen, lopen, ik deed niets dan lopen. Het was geen leven.’
Juan Carlos (51): ‘De eerste week was het moeilijk overleven. Maar dan leer je mensen kennen en dan hoor je dat er iemand een schuurtje heeft waar je kan slapen, of een garagebox, die je dan voor vijf euro per nacht huurt. In Zandvoort ging ik stiekem naar de wc of douchen op een camping, als alle gasten weg waren. De eigenaar ontdekte het, maar hij liet het toe, zo lang ik het netjes hield en geen anderen meenam.’
En tot slot Marius (74), die na een leven lang werken op zijn 72e op straat kwam te staan en zijn dagen sleet achter het Centraal Station. ‘Met een rollator op straat, dat gaat niet. Stoepje op, stoepje af en zet je hem niet vast, dan pikken ze hem mee.’
Vandaag, op Wereld Daklozendag, staan we stil bij al die mensen zonder thuis.