Een eigen woning weigerde Charles vijf keer, bang om eenzaam te worden. Nu woont Charles toch op zichzelf in een omslagwoning.
‘In 1991 ging ik voor het eerst bij de Volksbond wonen. Ik had een tijdje bekeuringen uitgezeten, voor zwartrijden, verkeersovertredingen, door rood licht rijden, dat soort dingetjes. Toen ik vrijkwam had ik geen woning en heb ik me gemeld bij de Volksbond.
‘Ik kwam in het Fokke Simonszhuis, te wonen, een pension van de Volksbond. (perMens is ontstaan vanuit een fusie tussen de Volksbond en Streetcornerwork, red.) Daar woonden allerlei mensen. Van een voormalig miljonair tot een afgestudeerde bioloog, niet alleen mensen met een drugs- of drankprobleem of psychiatrische problemen. Je zat daar gewoon omdat je geen onderdak had. Je had er een mooie grote kamer en een douche. Er werd eten voor je gekookt en je was werd gedaan.
Alleskunner
‘Ik heb van alles gedaan. Mijn opa was automonteur, van hem heb ik als kind al leren sleutelen. Ik heb in de bouw en de bestrating gezeten, vloeren gelegd, gestukadoord, geschilderd. Ik kan lassen en ik heb ook nog op een booreiland gewerkt. Ik had ook een tijd een eigen kraam op het Waterlooplein, waar ik jassen verkocht.
‘Soms was ik even door omstandigheden weg, en dan kwam ik weer terug naar de Volksbond. Je kan wel zeggen dat ik altijd bij de Volksbond heb gewoond, later natuurlijk perMens. Sinds anderhalf jaar woon ik in een omslagwoning, die woning staat nu op mijn naam.
Geïnstitutionaliseerd
‘Ik heb er lang over gedaan om op mezelf te gaan wonen. Vijf keer heb ik een woning geweigerd. Ik was bang voor de eenzaamheid. En ik was geïnstitutionaliseerd: ik was gewend dat alles voor me gedaan werd. Ik hoefde ik alleen maar op te staan, koffie te drinken, een beetje te kletsen met de mensen om me heen en naar de dagbesteding te gaan. Dan kwam ik weer terug en dan stond het eten klaar.
‘Gelukkig krijg ik hulp. En op mijn werk, in de kerngroep en de medezeggenschap heb ik mensen om me heen. Maar ’s avonds, ja ’s avonds ben je wel weer alleen. En dat was ik vroeger nooit. Ik kon altijd even naar mijn buurman of buurvrouw, een kaartje leggen in de gemeenschappelijke ruimte.
Medezeggenschap
‘Ik kwam voor het eerst in aanraking met medezeggenschap toen ik in het Fokke Simonszhuis woonde. Daar kwam een jonge kerel werken, zijn naam was Jan Krist en hij zat vol met ideeën. Hij zei: jongens, ik nodig jullie vanavond uit. Ik ga jullie wat vertellen over medezeggenschap, over de rechten die je als bewoner hebt. Nou, wij lachen natuurlijk.
‘Ik wist wel dat je medezeggenschap had over de kleur verf op de muur, maar niet dat je ook medezeggenschap had over de brandveiligheid, het huishoudelijk reglement, zelfs over nieuwe locaties.
‘Met het eten zijn we lang bezig geweest. We wilden dat er weer elke dag gekookt zou worden. Geen diepvriesbrood of diepvriesmaaltijden, maar vers brood, verse groente, vers fruit. En dat is gelukt.
Iets terug doen
‘Jan Krist zette na een tijdje de Centrale Cliëntenraad op, daar zit ik tot op de dag van vandaag in, al twintig jaar. Ik leerde alles over de Wet Medezeggenschap. We zijn met de raad het hele land door gegaan, naar allerlei bijeenkomsten en beurzen. Ik zit ook bij sollicitatiegesprekken. De medezeggenschap wordt heel serieus genomen bij perMens.
‘Het geeft me een goed gevoel om mensen te informeren over hun rechten. Want je moet weten, onze zwakke broeders, de mensen die een psychisch probleem hebben of een alcohol- of verslavingsprobleem, die hebben daar weinig tijd en interesse voor. Dus zo doe ik ook weer eens wat terug voor de maatschappij.
‘Ik draai al aardig wat jaren mee in de opvang, en het is allemaal een stuk professioneler geworden. Veiliger. Een fijnere leefomgeving. Al kon er vroeger wel wat meer. Uitje hier, uitje daar. Dat is allemaal wat minder geworden.’