‘“Herpak jezelf,” zei een oude vriendin toen ze me tegenkwam in het park.’ Hassan herinnert zich het moment nog goed. ‘Het was gek dat ze me daar zag, want ik had me verstopt om rustig te kunnen gebruiken. We raakten aan de praat. Ze bleek ongeneeslijk ziek. Als ik terugkijk, is toen het zaadje geplant om iets aan mijn situatie te veranderen. Want hoe hard zij vocht om in leven te blijven, zo hard werkte ik om mezelf kapot te maken.’
Hassan was op dat moment al jaren verslaafd aan drank en drugs. Het begon ooit met gokken, waardoor hij schulden kreeg. ‘Steeds vaker kwam de politie aan de deur. Voor mijn ouders had ik elke keer een ander smoesje: een routinecontrole, een oude boete.’ Langzaam ging het bergafwaarts. Hassan: ‘Je gaat je schuldig voelen en dan komt het vluchtgedrag. Ik begon te zuipen, kreeg een slechte relatie en slikte mijn eerste pilletje. Dat laatste voelde als het antwoord op al mijn problemen: opeens was het kutgevoel weg. Voor mijn ouders was de maat vol. Ik stond op straat.’
Weinig mensen om op te vertrouwen
De jaren erna heeft Hassan geen vaste verblijfplaats en gebruikt hij veel. ‘Nog steeds kan ik moeilijk op een rijtje zetten wat er in die periode allemaal gebeurd is.’ Hassan graaft in zijn herinneringen. ‘Soms sliep ik bij bekenden of stiekem in een tuinhuisje. Het leven op straat doet iets met je,’ benadrukt hij. ‘Het maakt je argwanend: er waren nog maar weinig mensen die ik vertrouwde.’
Uiteindelijk komt Hassan op een opvangplek terecht. Over één ding wil hij heel duidelijk zijn: hij is dankbaar voor het dak dat hij boven zijn hoofd kreeg. ‘Maar het was het hol van de leeuw: er werd gestolen, gedronken, gebruikt. “Ik wil mijn vader vermoorden,” zei iemand die ik tegenkwam op de gang. Ik hoorde er niet thuis, maar ik dacht: Ik snuif het wel uit.’ Waar Hassan bang voor was, gebeurde: het ging vreselijk mis.
In de isoleercel
‘Ik at en dronk niet meer, werd trillerig, warrig en kwam uiteindelijk in een psychose terecht. Kamergenoten trokken aan de bel. Nou, je kunt je wel voorstellen hoe erg het is als zelfs gebruikers zich zorgen maken.’ Hassan werd in een isoleercel geplaatst. ‘Ik hoor mezelf nog roepen: “Help, help!” Toen verplegers binnenkwamen met een kalmeringsspuit wist ik het zeker: deze mensen gaan me vermoorden. Maar ik was ziek, bang en woog veertig kilo. Wat kon ik doen? Een gebroken ziel, dat was ik.’
Hassan wordt naar een kliniek gebracht voor mentale hulp en volgt daarna een afkicktraject. ‘En als je nuchter bent, komt de rekening. Schaamte, angstaanvallen, paniek, depressie. In de kliniek zeiden ze: herstel ís mogelijk. Ik heb een erg laag zelfbeeld, maar toch kwam het binnen. Zou ik het dan ook kunnen?’ Dat er na al die jaren mensen vertrouwen in hem uitspraken, deed Hassan goed. ‘Ik weet ook nog dat Ton, mijn begeleider van perMens, op een dag zei: “Het komt wel goed met jou.” Dat voelde als een verlossing.’
Vertrouwen winnen
Hassan nam die woorden van Ton echt niet zomaar aan. De twee hadden toen al maanden contact omdat de begeleiding al was opgestart zodra Hassan op de wachtlijst van de woonvoorziening kwam. ‘In het begin dacht ik echt: Wat moet hij dan van me?’ weet Hassan nog over hun eerste ontmoeting. ‘Maar Ton kwam elke week naar me toe, ook al zat ik ergens buiten op een bankje. Dan stelde ík Ton allerlei vragen, want ik was echt niet van plan iets over mijzelf te vertellen. Gaandeweg kwam toch het gevoel: deze vent is wel oké.’
‘Ze komen er nog wel achter’
Inmiddels is Hassan al twee jaar clean en werkt hij in een winkel. ‘Soms bekruipt het me nog,’ zegt hij over hoever hij gekomen is. ‘Dan denk ik: ze komen er nog wel achter dat ik het eigenlijk niet kan. Maar inmiddels weet ik dat het niet alleen een kwestie is van doorzettingsvermogen. Verslaving is een ziekte en ik moet blijven werken aan mijn herstel. Dat hoef ik niet alleen te doen. Op moeilijke momenten bel ik Ton of mijn sponsormaatje van de anonieme verslaafden.’
Iets teruggeven
Als onderdeel van elk afkicktraject moet iemand vaak zijn levensverhaal vertellen, blikt Hassan terug op zijn behandelingen. ‘Ik kwam er telkens onderuit, maar nu ben ik klaar om mijn verhaal te delen. Misschien omdat ik niet langer die angst om me heen voel. Lang leefde ik alsof er een donkere wolk boven me hing. Nu is het tijd om eronderuit te stappen. Om weer iets terug te kunnen geven. Dat doe ik door er eindelijk voor mijn moeder en zus te kunnen zijn, maar misschien kan ik met dit verhaal ook nog iemand anders helpen.’